, [], Leviticus 26:1: I am your God: have no idols!; Ezekiel 18:32: Turn and live; Matthew 12:50: Christ's family
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij zult ulieden geen [1]afgoden maken; noch gesneden beeld, noch [2]opgericht beeld zult gij u stellen, noch [3]gebeelden steen in uw land zetten, om u daarvoor te buigen; want Ik ben de HEERE, uw God! 1. Zie boven, hfdst.19 vs.4. 2. Het Hebreeuwse woord betekent al wat op de wijze van een pilaar opgericht of op een pilaar gesteld werd, ter ere van de afgoden; Ex.23:24; Deut.16:22. 3. Hebreeuws, steen van het beeld, of der afbeelding.